Tien jaar geleden beschreef een vroedvrouw hoe zij na de geboorte van haar eerste in een psychose terecht kwam. Nu leest ze haar woorden terug en reflecteert op hoe het haar en haar gezin is vergaan. ‘Ik had graag meer hulp gehad bij mijn zoektocht.’
Picture by Edgar Perez
Toen ons eerste kind acht maanden was, schreef ik in het Tijdschrift voor Vroedvrouwen over mijn postpartumpsychose. Mijn man, mijn dochter en ik hadden een heftige tijd achter de rug. Ik beschreef mijn zoektocht naar de juiste hulp.
TIEN JAAR GELEDEN…
Het is niet makkelijk om een periode die vaag begint en vaag weer wegebt in een paar zinnen samen te vatten. De dag dat mijn zwangerschapstest positief is, kan ik mijn geluk niet op. Onze pruts in wording is bijzonder welkom. Maar de zwangerschap zelf is geen fijne periode. Ik ben vaak misselijk en voel me niet goed in mijn vel; alsof mijn lichaam niet meer het mijne is. Als toekomstige mama (en vroedvrouw) vind ik dat moeilijk te accepteren.
In het tweede deel van mijn zwangerschap krijg ik twee keer een angstaanval, één keer word ik daarvoor opgenomen. Met mijn moraal komt het niet meer helemaal in orde voor de bevalling. Ik word psychisch erg afhankelijk van mijn man en kan moeilijk zonder hem.
De dag dat ik 37 weken zwanger ben, breken mijn vliezen. Ik wil graag thuis bevallen en de arbeid thuis, samen met mijn man en vroedvrouw is een fijne ervaring. Omdat ons meisje niet wil indalen beland ik uiteindelijk toch in het ziekenhuis. De fantastische vroedvrouw die mij thuis begeleidde, doet ook de bevalling in het ziekenhuis. Daar krijgen we alle ruimte die we nodig hebben en na een paar uur bekomen gaan we met onze pracht van een dochter naar huis.
Terug thuis voel ik me nogal slapjes, maar ik houd me sterk. Het eerste bezoek ziet hoogstens dat ik niet makkelijk kan zitten en moe ben. Op dag drie lukt dat niet meer. Alles ontglipt me, ik heb mezelf niet meer onder controle.
Ik hou dit niet vol
Ik voel me hetzelfde als tijdens een angstaanval, maar dan erger. Ik voel me ongelukkig, maar weet niet waarom. Mijn darmen zijn een chaos, ik huil constant: ik hou dit niet vol. Mijn man moet constant in de buurt zijn, ik kan niet voor mijn dochtertje zorgen. Ik wiebel met mijn lichaam en wrijf met mijn benen over de matras, uren aan een stuk. Mijn man herkent het gedrag van de angstaanvallen tijdens de zwangerschap, ziet dat erger is, maar hoopt en geloof dat het over zal gaan.
‘Op dag vijf laat mijn vroedvrouw me opnemen. Ik ben opgelucht, want ik vertrouw mezelf niet meer. Het afscheid van mijn man en dochter breekt mijn hart; met geen woorden kan ik beschrijven hoe dat voelt. Ik kan alleen maar huilen, huilen, huilen.’
Hoe is het zo ver kunnen komen? Ik heb de schattigste, liefste, mooiste dochter van de wereld. Ze voelt lekker warm, ze ruikt heerlijk en toch kan ik niet voor haar zorgen.
Ik word opgenomen op een crisisafdeling psychiatrie; een gesloten afdeling waar ik vijf dagen verblijf. Ik ben ontzettend bang. Niet van of voor iets, maar om alles. Mijn gedachten slaan op hol. Ik voel me schuldig: ik kan niet voor mijn kind zorgen, mijn man verdient beter, ik ben iedereen tot last. Ik ben bang dat onze dochter nooit een ‘fatsoenlijke’ mama zal hebben en maak me zorgen over het effect van mijn afwezigheid. Zou dat traumatisch zijn? Voelt ze mijn gevoelens als ik bij haar ben? Zou ik mezelf dat ooit kunnen vergeven?Mijn lichaam wiebelt de hele dag. Af en toe dommel ik in, dan wrijven mijn benen weer over de matras. Het is afzien. Psychisch afzien.
Picture by Danielle MacInnes
Aan mijn lot overgelaten
Tijdens de opname wordt kalmeringsmedicatie opgestart en verhoogt men de antidepressiva die ik al tijdens mijn zwangerschap nam. Eén keer zie ik vijf minuten een psychiater, twee keer een psychologe die op een heel andere golflengte zit dan ik. Ik zit geïsoleerd tussen vier muren en voel me aan mijn lot overgelaten. Het meest heb ik nog aan de verpleegkundige die af en toe een babbeltje komt slaan.
Ondertussen kolf ik elke drie uur af. Mijn man komt twee keer per dag met onze dochter op bezoek. Hij masseert mijn voeten, waar ik rustig van word. De afgekolfde melk geeft hij thuis in een flesje. Tot mijn dochter voel ik afstand, wat wederom leidt tot schuldgevoel.
Na vijf dagen mag ik naar huis. Ik voel me rustiger, maar nog even ellendig. Nu de hysterie is gaan liggen, lijken de artsen daarin te berusten. Ik doe dat niet en maak zelf een afspraak met een psychiater omdat er écht iets moet veranderen. Over vier weken kan ik terecht.
– ‘Mijn man heeft intussen loopbaanonderbreking genomen om voor onze dochter en voor mij te zorgen: hij doet de dagen én de nachten. Ik leef als een zombie en praat amper.’ –
Met mijn laatste krachten – ik weet niet waar ik het vandaan haal – ga ik ook opzoek naar een psychotherapeute. Ik heb het gevoel dat ik alles alleen moet doen.
Als ik eindelijk mijn verhaal kan doen bij de psychiater verandert alles. Hij luistert zeer goed en komt tot de diagnose ‘postpartumpsychose’. Hij stelt andere medicatie voor. Die werkt na twee weken, MAAR ik mag er geen borstvoeding mee geven. Mijn rekening is snel gemaakt: ik kan zo niet verder maar ik kan mijn dochter ook niet volledig ontnemen wat haar toekomt, dus ik ga afkolven en weg gieten. Onze dochter krijgt zolang het nodig is kunstvoeding, maar ik houd de borstvoeding op gang. Ik ben ontzettend blij met een diagnose en het vooruitzicht dat ik me over twee weken beter voel.
Alsof iemand mijn leven heeft gered
Wat ik me niet meer kon voorstellen gebeurt: na twee weken voel ik me effectief beter! Na zeven lange weken afzien kan ik het amper vatten: het voelt alsof iemand mijn leven heeft gered.
Tijdens het eerste consult bij de psychotherapeute stort ik desondanks helemaal in. Al mijn reserves zijn op, maar zij blijkt een geschenk uit de hemel. Na heel wat zelfonderzoek dacht ik bijna alles over mezelf te weten. NOUGATBOLLEN!
– ‘Dankzij deze geweldige therapeute leer ik dingen over mezelf waar ik nooit aan gedacht zou hebben. Heel vermoeiend, maar de inzichten zijn zo leerrijk.’ –
Inmiddels kolf ik al drie maanden fulltime en giet dus ook al drie maanden mijn kostbare moedermelk weg! Ik wil de medicatie afbouwen en wonder boven wonder lukt dat met weinig ups en downs.
Ondertussen vraag ik me af of ik genoeg melk heb. En zou ze mijn dochter de borst nog willen? Ik neem mijn dochter, leg haar aan en zij neemt mijn borst. Meer hoef ik niet te doen. Ze drinkt en laat tussendoor los om me aan te kijken en naar me te lachen. Alsof ze wilde zeggen: dank je, mama. Drie dagen later heb ik voldoende melk om haar weer volledig te kunnen voeden. Het is heerlijk dat mijn inzet zo wordt beloond.
Na acht maanden ga ik weer aan het werk en krijg ik langzaam mijn leven terug op de rails. Het was hard, maar ik heb veel geleerd en ben enorm dankbaar voor mijn mooie gezinnetje. Wel heeft de eenzame zoektocht naar professionele hulp zijn sporen achter gelaten. Als je ziek bent heb je amper energie, laat staan om te zoeken naar hulp.
TIEN JAAR LATER
Nu, tien jaar later, is het vreemd om mijn eigen woorden over de geboorte van onze dochter terug te lezen. Na onze dochter, kregen we nog twee zonen. Telkens met 2,5 jaar ertussen. Ook in die zwangerschappen had ik het moeilijk, al verliepen ze minder heftig dan de eerste. Wel kreeg ik de laatste weken opnieuw angstaanvallen – vermoedelijk hormonaal geïnduceerd – en is mijn psychische toestand op het moment van de bevalling erbarmelijk.
Toch verliepen de bevallingen van onze zonen helemaal anders. Beiden werden thuis geboren. De sfeer was heel sereen, overal brandden kaarsjes en ondank mijn psychische toestand had ik geen angst voor wat er zou komen. Ik had enorm veel vertrouwen in mezelf en de vroedvrouwen. Ik deed wat ik wilde: ik ging in bad en uit bad wanneer ik voelde dat dat ok was. Mijn man en ik waren het team, de vroedvrouwen bewaakten de gezondheid van mij en onze baby ondertussen zeer professioneel, maar op de achtergrond. Ze grepen enkel in toen ik de pedalen dreigde te verliezen.
– ‘Ik deed wat ik voelde dat ik moest doen en onze zonen zwommen allebei de wereld in, in het geboortebad dat in onze living opgesteld stond.’ –
Na beide geboortes had ik tien volle dagen nodig om weer bij mijn positieven te komen; ik noem het nu een lange babyblues. Ik ben ervan overtuigd dat ik zo snel herstelde omdat ik in mijn eigen omgeving was en ik geen wrang gevoel had overgehouden aan de bevallingen. Míjn lichaam had onze twee zonen op de wereld gezet. Ik had de pijn gevoeld.
Ik kijk zo anders terug op mijn eerste bevalling
Op mijn eerste bevalling kijk ik heel anders terug. Als ik mijn verslag van destijds lees, dan lijkt het alsof ik die eerste bevalling zelf een topervaring vond. Maar als ik er nu aan denk, dan herinner ik me dat we niet vriendelijk onthaald werden in het ziekenhuis. Ik moest op de bevallingstafel gaan liggen en zonder één woord, zonder mij te verwittigen, laat staan om toestemming te vragen, werden mijn benen in de beensteunen gelegd.
Ik moest twintig minuten aan de monitor liggen. Onhaalbaar! Ik was in arbeid en had 6cm ontsluiting. Ik kón niet op mijn rug blijven liggen, maar ‘dat moest’. Gelukkig kwam de vroedvrouw die me thuis begeleidde binnen en ik zei onmiddellijk: ‘dit gaat zo niet!’ Waarop zij antwoordde: ‘nee, dit gaat zo niet.’ Waarop ik verlost werd van de monitor en de contracties weer kon opvangen zoals ik dat wilde.
Met een echo werd bevestigd dat onze dochter een sterrenkijker was. Kort nadien hoorde ik de gynaecoloog zeggen dat het waarschijnlijk een keizersnede zou worden. Ik probeerde de contracties op te vangen. Het werd alsmaar moeilijker om met de pijn om te gaan en veel vooruitgang boekte ik niet. Ik wou graag zonder epidurale bevallen omdat dat voor ons de beste keuze leek. Mijn man steunde mij hierin volledig.
Een warm bad als andere optie van pijnverlichting was volgens de gynaecoloog geen optie; het werd afgeraden omdat mijn vliezen langer dan twaalf uur gebroken waren. De arts raadde me een epidurale aan. Ik weet nog dat mijn man aan mij vroeg of ik dat echt nodig vond. Ik gaf geen antwoord. Er werd nog eens gevraagd of ik een epidurale wilde. Ik keek weer naar mijn man terwijl ik vragend ‘ja’ zei. Waarop hij antwoordde: ‘als jij dat echt wil’. Enkele minuten later lag ik pijnvrij op de bevallingstafel.
Een uur later had ik volledige ontsluiting en begeleidde de vroedvrouw die ons thuis ook al begeleidde, de geboorte van onze dochter.
Hoe ik het verschil tussen mijn herinnering van tien jaar geleden en die van nu verklaar? Uit onwetendheid – pas na mijn andere bevallingen werd het verschil duidelijk – en vanuit mijn psychische gesteldheid, waardoor alles wat er verder gebeurde naar de achtergrond verdween.
– ‘Hoe ik het verschil tussen mijn herinnering van tien jaar geleden en die van nu verklaar? Uit onwetendheid – pas na mijn andere bevallingen werd het verschil duidelijk – en vanuit mijn psychische gesteldheid, waardoor alles wat er verder gebeurde naar de achtergrond verdween.’ –
De noodzaak van (complementaire) therapie
Ondertussen is onze oudste dochter een prachtige tiener. Volmaakt voor ons. Maar zij heeft het niet makkelijk. Ze is onzeker; opkomen voor zichzelf vindt ze lastig en ze heeft verlatingsangst. Die verlatingsangst duid ik als een overblijfsel van de scheiding tussen mama en baby toen ze nog maar vijf dagen op de wereld was, een overblijfsel van de angsten die ik voelde tijdens en na de zwangerschap. En misschien ook een overblijfsel van de epidurale verdoving die haar het gevoel van ‘verlaten worden’ bezorgde.
Samen gingen we onlangs naar een therapeut de zich specialiseert in hechtingsproblematiek die reeds tijdens de zwangerschap kan ontstaan. Zachtaardig liet ze me inzien dat de relatie met mijn dochter niet is wat ze moet zijn. Pijnlijk, voor mij en voor mijn dochter. Ik voel me niet schuldig maar ik denk wel dat het belangrijk is de realiteit onder ogen te durven zien en hiermee aan de slag te gaan.
Mijn eigen ervaringen hebben mij ervan doordrongen dat er te weinig kennis is over complementaire therapieën, bij vroedvrouwen en in de rest van de medische wereld. Natuurlijk, de handelingen van vroedvrouwen en artsen om mama en baby te begeleiden naar een veilige geboorte moeten wetenschappelijk onderbouwd zijn. Maar naast die handelingen is ook het psychische aspect van belang.
– ‘Er zijn zoveel mogelijkheden om een zwangere die niet lekker in haar vel zit verder te helpen. Het gros van de hulpverleners is daar echter niet van op de hoogte of staat er sceptisch tegenover omdat het effect niet zwart op wit bewezen is.’ –
Zelf maakte ik uiteindelijk kennis met haptonomie, een manier van contact leggen met je baby tijdens de zwangerschap die idealiter verder gezet kan worden tijdens het geboorteproces en daarna. Uit wetenschappelijk onderzoek (1) blijkt dat daardoor veel schade beperkt kan worden voor mama en baby. Ook wanneer er traumatische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Had ik dat maar eerder geweten… Is het nu te laat? Nee, daar geloof ik niet in. Het is moeilijker, dat wel, maar ik geloof dat we hieruit komen!
Ik hoop dat mijn verhaal zwangeren en moeders helpt om te kiezen voor wat goed voelt, om zich uitgebreid en volledig te laten informeren. Het is niet mijn bedoeling om mensen een bepaalde richting uit te duwen. Ga op zoek naar waar je zelf baat bij hebt. Voor mij was dat onder meer haptonomie.
En zorgverleners: doorbreek het taboe, luister naar je cliënt en ga samen met hen op pad, ook als dat pad je onbekend is!
Bron
(1) Prenatal Affective Exchanges and Their Subsequent Effects in Postnatal Life – C. Dolto, 2002