Vrijwel iedere zwangere kent hem: de monitor. Het apparaat dat de hartslag van de baby en de weeën van de moeder meet is niet meer weg te denken uit de verloskamer. Maar uit onderzoek blijkt dat het apparaat niet tot veiligere of betere zorg leidt. Waarom wil niemand het gebruik ervan ter discussie stellen?

Vertaling en bewerking door Lieve Huybrechts, vroedvrouw

Bijna iedereen die tegenwoordig bevalt komt hem op enig moment in de zwangerschap of tijdens de geboorte tegen: de monitor. Het apparaat waarmee de hartslag van het kindje en de weeënactiviteit bij de moeder wordt gemeten. Die monitor verscheen zo’n 45 jaar geleden in de verloskamers en wordt sindsdien veelvuldig gebruikt. Voorheen luisterden vroedvrouwen van tijd tot tijd met hun doptone naar de hartslag van de baby. De gedachte was dat een monitor dit makkelijker en veiliger zou maken. Het gebruik ervan zou betere neurologische uitkomsten geven bij de baby’s die geboren werden. Maar bijna een halve eeuw later blijkt dat er op basis van monitor-gegevens miljoenen keizersneden zijn uitgevoerd, zonder dat is aangetoond dat dit daadwerkelijk leidt tot betere uitkomsten voor de baby.

Bij nadere bestudering van de intrede en het gebruik van de monitor in verloskamers blijkt dat de toepassing ervan is gebaseerd op misvattingen, anekdotische ervaringen en medisch-juridische overwegingen. Er ligt helemaal geen wetenschappelijk onderzoek en bewijs aan ten grondslag, wat uniek is in de medische wereld.

‘Het idee dat monitoring zorgt voor gezondere pasgeborenen is een luchtkasteel zonder fundering.’

Bij de introductie van de monitor was de hoop dat elektronische bewaking van de foetale hartslag zou kunnen voorspellen welke baby’s tijdens de arbeid in de problemen konden komen. Die baby’s zouden dan via een keizersnede geboren kunnen worden. Op die manier wilde men voorkomen dat ze hersenschade zouden oplopen.

Deze hoop werd een theorie. Die theorie werd in de praktijk omgezet. En die praktijk verwerd tot standaardzorg. In de Verenigde Staten betekende dit dat meer dan de helft van de één miljoen vrouwen die jaarlijks een keizersnede krijgt deze operatie ondergaat vanuit bezorgdheid van zorgverleners over het welzijn van de baby. Louter het tracé van het hartritme, zoals geregistreerd door de monitor, was voldoende voor deze interventies.

Deze aannames met betrekking tot het voorkomen van hersenschade plaatsen mensen met een kritische geest voor een raadsel. Want hoewel bepaalde hartslagpatronen zwak geassocieerd kunnen worden met een lagere zuurtegraad in de navelstreng én verzuring van het kind bij de geboorte in zeldzame gevallen geassocieerd is met hersenschade, blijkt uit onderzoek dat het aantal gevallen van hersenschade bij pasgeborenen tussen 1985 en 2010 stabiel bleef (2 à 3 per 1000 geboorten). Het is echter in deze periode dat het routinematig gebruik van de monitor werd ingevoerd en daarmee steeg het aantal keizersnedes gebaseerd op die monitoring (vanuit de gedachte dat dit hersenschade zou voorkomen). Hieruit valt te concluderen dat het gebruik van de monitor tijdens de geboorte geen voordelen biedt tegenover het gebruik van regelmatig luisteren naar het hartje van het kind.

Hoe is deze spreidstand tussen wetenschappelijke theorie en klinische realiteit te verklaren?

‘Blijven we vasthouden aan een praktijk die én niet-evidence based is, én ook nog onderuit wordt gehaald door het beschikbare onderzoek?’

Natuurlijk is het lastig voor zorgverleners om een decennialange traditie los te laten. Ze zijn opgeleid met een bijna religieus geloof in de waarde van het elektronisch opvolgen van het hartje van de baby. Het is moeilijk om te accepteren dat veel van deze veronderstelde wijsheid een sprookje is. Het is fijn te geloven dat heel wat babys ‘gered’ worden.

Behalve ingebakken routines spelen ook medico-legale denkpistes een rol, waarbij monitors door verzekeraars worden gezien als bewijsmateriaal in geval van complicaties. Dit leidt ertoe dat zorgverleners verplicht worden om deze praktijken verder te zetten ondanks het onnoemelijk aantal vrouwen dat te lijden heeft onder de onnodige keizersneden die hierdoor plaatsvinden. Voor elk kind dat geboren wordt met hersenschade is wel een expert te vinden die in het medisch dossier iets kan vinden dat met deze uitkomst in verband kan worden gebracht. 

Geboren in Gent

‘Zolang experts zonder daadwerkelijke expertise in deze zaken mogen getuigen en meningen kunnen uiten die duidelijk worden weerlegd door evidence-based geneeskunde en verworpen worden door de wetenschappelijke gemeenschap, zal alles blijven zoals het is.’

Het is verkeerd om deze weg verder te bewandelen zonder goede onderbouwing. Het lijkt misschien gemakkelijk, maar het is verkeerd.
We moeten orde op zaken stellen. Mondelinge en geschreven informatie over het elektronisch opvolgen van het hartritme van het kind moet in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk maken dat het elektronisch monitoren geen voordelen biedt en geen wetenschappelijke onderbouwing heeft. Verdere verfijning van de interpretatie van het foetale hartritme is gelijk aan verder bouwen aan het luchtkasteel.

Daarnaast moeten professionele organisaties duidelijk maken dat elke bewering dat een keizersnede bij een individuele vrouw enkel op basis van een tracé van harttonen zonder enig ander signaal dat er iets mis zou kunnen zijn, de definitie “rommelwetenschap” moet krijgen.

Gynaecologen moeten zich realiseren dat ze behoren tot een unieke categorie medici. Een categorie die jaarlijks honderdduizenden zware buikoperaties uitvoert zonder aanleiding, maar met mogelijk grote schade tot gevolg. Het oorspronkelijke enthousiasme om de monitortechnologie te aanvaarden zonder enig fundament heeft de huidige zorgverleners achtergelaten in een onhoudbare situatie waarin de mythe de realiteit vervangen heeft, maar waarbij zorgverleners in de realiteit door het huidige wettelijke systeem verhinderd worden om van die trein te stappen, zelfs als we erin slagen om over onze eigen anekdotische vooroordelen heen te stappen.

‘Op het gebied van elektronische monitoring is het tijd om ofwel een evidence-based fundament onder dit kasteel in de lucht te bouwen of om het te verlaten.’

Het zal niet simpel zijn om de weg te verlaten waar zoveel bijgeloof en vals vertrouwen aan kleeft. Welke wegen kunnen we dan wel bewandelen? Geen luchtkastelen, maar wel onderbouwde zorg die tot nu toe een droom lijken: woman-centered care en midwifery-led care ((vroed)vrouw-geleide zorg) voor normale gezonde zwangeren en aanvullende goed onderbouwde gynaecologische zorg voor vrouwen die meer medische zorg nodig hebben.
Een goed begin zou zijn als ziekenhuizen en zorgverleners hun protocollen met betrekking tot verplichte monitoring zouden laten varen, zodat gezonde zwangeren hiervan verlost worden als zij dit wensen. Zorgverleners kunnen vrouwen duidelijker informeren en hun eigen keuzes hierin laten maken. Dit kan vrouwen bewegingsvrijheid geven waardoor minder baby’s bij de bevalling in de problemen zullen komen. We kunnen vroedvrouwen steunen die (vroed)vrouw-geleide zorg aanbieden om de vrouwen zowel binnen als buiten het ziekenhuis te begeleiden door hen respect en veiligheid te bieden in een open communicatie.
We kunnen ziekenhuisvroedvrouwen de tijd teruggeven om bij de barende vrouwen te zijn en hun echte vroedvrouwenwerk opnieuw op te nemen door te ‘zijn’ bij de vrouw zonder dat ze veel moeten ‘doen’.

Hoeveel geld kan er vrijkomen als vrouwen enkel nog bij ongerustheid meer controles krijgen in plaats van om de haverklap aan de monitor te worden gelegd? Dat geld kan heel goed besteed worden aan vrouwvriendelijke zorg en opleidingen in de terugkeer naar fysiologische bevallingen. 

‘Dit zijn geen luchtkastelen, dit zijn heel realistische dromen waarvoor de fundamenten al aanwezig zijn, maar waarvoor we enkel nog op zoek moeten naar de goodwill om verder te bouwen.’

naar https://journals.lww.com/greenjournal/Fulltext/2022/06000/Category_II_Intrapartum_Fetal_Heart_Rate_Patterns.5.aspx
Category II Intrapartum Fetal Heart Rate Patterns Unassociated With Recognized Sentinel Events Castles in the Air
Clark, Steven L. MD Author Information
Obstetrics & Gynecology: June 2022 – Volume 139 – Issue 6 – p 1003-1008
doi: 10.1097/AOG.0000000000004801