Hoeveel bevallingen in België worden van begin tot eind begeleid door een zelfstandige vroedvrouw? Doordat de huidige manier van registreren tekortschiet weten we het simpelweg niet. In de werkgroep ‘Vroedvrouwgeleide Geboortezorg’ slaan zelfstandige vroedvrouwen de handen ineen om de uitkomsten van hun werk inzichtelijk te maken.
In België werkt maar een kleine groep vroedvrouwen in de eerstelijnszorg. Vaak werken zij buiten het ziekenhuis. Binnen deze groep bevinden zich ook de zelfstandige vroedvrouwen die thuisbevallingen begeleiden, en in sommige gevallen ook vroedvrouwgeleide geboortezorg aanbieden binnen de muren van een ziekenhuis.
Als zelfstandige vroedvrouwen zijn wij ervan overtuigd dat we goede zorg aanbieden. Tegelijkertijd zijn we zeer kwetsbaar in ons werk. We worden regelmatig geconfronteerd met vooroordelen omdat we thuisbevallingen aanbieden; een vorm van geboortezorg die nog altijd onbekend is bij veel Belgen en die vooral aandacht krijgt bij schaarse incidenten. Bij incidenten of indianenverhalen moeten we keer op keer onze werkwijze verantwoorden; ook in de ziekenhuizen waarmee zelfstandige vroedvrouwen samenwerken gaat men er niet van uit dat ons uitgangspunt is om de best mogelijke zorg te leveren en is het moeilijk om onze positie bespreekbaar te maken. Voor vroedvrouwen in België is er momenteel ook geen draaiboek voor de omgang met incidenten en de communicatie daarover.
Daarom hebben we ons in 2018 verenigd in de werkgroep ‘Vroedvrouwgeleide Geboortezorg’. Want hoewel we in zelfstandige praktijken werken doen we professioneel gezien hetzelfde. Tijdens een studiedag besloten we dan ook om meer samen te gaan werken. Zo ontwikkelt de werkgroep momenteel een draaiboek ‘omgaan met incidenten in de verloskundige zorg, voor vroedvrouwen’. Dit draaiboek omvat 3 onderdelen: eerste hulp voor de vroedvrouw na het doormaken van een incident bij een geboorte, een juridisch en praktisch overzicht voor de vroedvrouw bij een dergelijke situatie en een lange termijn hulpverlening/netwerk voor de vroedvrouw na een trauma.
Daarnaast vatten we het plan op om ons werk zichtbaar te maken in cijfers. We begonnen met een inventarisatieronde om te kijken welke collega’s hun werk al op een bepaalde manier registreerden. Voor de eerste keer toonden praktijken hun cijfers aan hun collega’s: we gingen echt met de billen bloot!
Al snel werd duidelijk dat lang niet alle vroedvrouwen hun werkzaamheden registreerden en dat ieder dit op zijn eigen manier deed; er was geen lijn in te trekken. In korte tijd ontwikkelden we daarom een tool om als zelfstandige vroedvrouwen bevallingen te registreren, náást het bestaande registratiesysteem van SPE, het ‘studiecentrum perinatale epidemiologie’, dat bevallingen in Vlaanderen telt. Het SPE-systeem telt namelijk alleen de thuisbevallingen die vroedvrouwen begeleiden, maar niet de ziekenhuisbevallingen waarbij een zelfstandige vroedvrouw de leiding heeft. Bevallingen waarbij een interne ziekenhuis-vroedvrouw verantwoordelijk is, worden hierin evenmin opgenomen. Een lacune, menen wij. Het maakt de tellingen niet alleen onvolledig, deze manier van tellen maakt bovendien een groot deel van het werk dat vroedvrouwen doen onzichtbaar. Daardoor weet niemand hoeveel bevallingen in België begeleid worden door een vroedvrouw en bestaat zelfs de perceptie dat vroedvrouwen louter assistenten zijn van een gynaecoloog.
Het doel van de werkgroep ‘Vroedvrouwgeleide Geboortezorg’ is daarom om ervoor te zorgen dat alle bevallingen die autonoom worden begeleid door een vroedvrouw als zodanig geregistreerd worden; zowel thuis, in een geboortehuis als in het ziekenhuis. Alleen op die manier ontstaat een evenwichtig en eerlijk beeld van de vroedvrouwenzorg in België.
Naast aantallen en uitkomsten zijn wij als vroedvrouw geïnteresseerd in meer dan de strikt medische gegevens die nu worden bijgehouden door het SPE. Zo vinden vroedvrouwen bijvoorbeeld de houding waarin een vrouw kiest om te bevallen interessant. En of ze al dan niet in water gaan tijdens de arbeid en of bevalling. Of deze houdingen en het gebruik van water een invloed heeft op het al dan niet scheuren.
In dit artikel geven we een inkijkje in onze eerste registratieronde in 2019.
Deze start gebeurde op papier en werd in eerste instantie verspreid over 10 praktijken in Vlaanderen, maar breidde snel uit naar 21 praktijken. De gegevens werden in januari 2020 handmatig verwerkt door een groep enthousiaste vroedvrouwen. We wisten al dat vroedvrouwen graag schrijven over wat ze meemaken en dat viel ook op in de registratieformulieren. Daarop werden veel details vermeld, wat het tellen helaas wel eens bemoeilijkte.
In 2020 zijn we daarom overgestapt naar een online tool waarin we bovendien verbeteringen hebben doorgevoerd op basis van onze ervaringen in 2019. In dit nieuwe systeem moeten alle items doorlopen worden – zodat iedere registratie volledig is – en is er beperkte schrijfmogelijkheid, zodat er geen onnodige info wordt gedeeld.
Dit artikel bevat dus een eerste overzicht van de eerste registratieronde in 2019. Deze cijfers bieden interessante inzichten, die we hierna zullen delen, maar deze cijfers kunnen door de gehanteerde methode nog niet officieel verwerkt worden.
Registratie 2019
Primi- of multipara?
De 21 deelnemende praktijken registreerden in 2019 in totaal 804 bevallingen. Van deze vrouwen bevielen er 682 (86%) met een vroedvrouw. 122 vrouwen werden tijdens de arbeid doorverwezen, vooral omwille van nood aan pijnstilling of het niet vorderen van de arbeid. Van deze 804 vrouwen was 29% voor het eerst zwanger, 71% was al eerder bevallen. De gemiddelde leeftijd was in beide groepen 32 jaar.
Plaats van geboorte
De plaats van geboorte was voornamelijk thuis; 455 vrouwen (67%) bevielen in hun eigen huis. 107 bevallingen (16%) werden door een vroedvrouw in het ziekenhuis begeleid en 58 (8,5%) in een geboortehuis. Eén baby werd onderweg geboren.
In totaal werden twaalf baby’s (1,8%) getransfereerd naar de afdeling neonatologie.
Het SPE registreerde in 2018 (de cijfers over 2019 zijn nog niet bekend) slechts 380 thuisbevallingen in Vlaanderen en geen andere bevallingen door vroedvrouwen in het ziekenhuis. Op basis van onze eigen registratie in 2019 vermoeden wij dat deze registratie van thuisbevallingen onvolledig is, al weten we dat niet zeker. Wij krijgen signalen dat niet alle vroedvrouwen gemotiveerd zijn om mee te tellen met het SPE-systeem, omdat het maar een beperkt deel van hun werkzaamheden registreert. Er is ook nog een ander registratiesysteem CEPIP, dat cijfers registreert voor Brussel en Wallonië.
Als zelfstandige vroedvrouwen registreerden we niet alleen de plaats van bevalling, maar ook andere variabelen die ons inziens van belang zijn om zicht te krijgen op de kwaliteit van zorg. Hierna overlopen we deze uitkomsten.
Bevallingshouding
Het SPE registreert niet of een vrouw vrij kan bewegen en in welke houding ze bevalt, noch badbevallingen. Vroedvrouwen vinden dit echter een belangrijk item omdat zij de bevallende vrouw vrijheid willen geven en haar aanmoedigen om in beweging te blijven tijdens de geboorte. We spreken daarom nog liever over ‘vrijheid van beweging bij geboorte’ dan het statische ‘bevallingshouding’, maar we hebben dit wel als dusdanig geregistreerd.
We registreerden 229 badbevallingen (34%). Daarnaast bevielen 166 vrouwen op handen en knieën (24%), 95 op een baarkruk (14%) en 57 in zijlig (8%). 15 vrouwen bevielen staand (2%). Slechts 89 vrouwen (13%) bevielen in ruglig!
Placenta
De placenta werd 620 keer (91%) spontaan geboren. Dit wil zeggen dat er een fysiologische derde fase was waarin de navelstreng kon uitkloppen en de placenta tijd kreeg om geboren te worden, terwijl de baby ononderbroken skin-to-skin lag bij zijn mama. Er werd geen medicatie gebruikt. In de registratie van 2020 zullen er meer details geregistreerd worden over de geboorte van de placenta.
Perineum
327 vrouwen (48%) die werden begeleid door een zelfstandige vroedvrouw hadden een gaaf perineum na hun bevalling. 185 (27%) hadden een 1e graads ruptuur, 137 (20%) een 2e graads ruptuur.
Zelfstandige vroedvrouwen voerden in totaal 13 (1,9%) episiotomies uit.
Enkel dit laatste item kunnen we vergelijken met de cijfers van het SPE. In die cijfers is sprake van een algemeen percentage van 39,7% episiotomies. Louter gekeken naar vrouwen die bevallen van hun eerste kind, loopt dit percentage zelfs op tot 61 procent. Rupturen worden door het SPE niet geregistreerd.
GBS-screening
De GBS-screening was negatief voor 538 van de geteste vrouwen (79%). Bij 80 vrouwen was de screening positief (12%). Bij 64 vrouwen (9%) was de uitkomst onbekend doordat zij zich niet lieten testen.
Van de vrouwen die GBS positief of onbekend waren, kozen er 35 voor toediening van antibiotica (24%). 109 wensten geen antibiotica (76%).
Van die 109 bevallingen werden er 5 baby’s opgenomen op neonatologie. Of die opname verband hield met de GBS-screening is vanwege onze beperkte registratie niet bekend. Evenmin werden de uitkomsten na opname bij neonatologie geregistreerd. In de registratie over 2020 worden over dit thema meer details opgenomen.
Een vergelijking met de SPE-cijfers is helaas niet mogelijk omdat deze items weliswaar geregistreerd worden, maar om onduidelijke redenen niet openbaar gemaakt worden.
Geboortegewicht en apgar-score
Het gewicht van baby’s bij de geboorte schommelde tussen de 2485g en 4940g!
De apgar is een puntenscore gegeven na 1 en 5 minuten na de geboorte. 655 babies (96%) haalde na 1 minuut meer dan 7 op 10 in de apgar-score, 668 babies (98%) scoorde na 5 minuten meer dan 7 op 10. Dat betekent dat 98% van de baby’s de transitie van baarmoeder naar buitenwereld vlot maakte.
12 (2%) baby’s werden getransfereerd naar neonatologie. Van 9 geboortes (1,3%) hebben we op dit item geen gegevens ontvangen. Er was 1 doodgeboorte na een ziekenhuisbevalling.
Doorverwijzing naar het ziekenhuis
De zelfstandige vroedvrouwen stuurden 122 van de 804 vrouwen die zij begeleiden tijdens de arbeid door naar het ziekenhuis. Stagnatie was daarbij de voornaamste reden (108 gevallen, 89%). Er werd 14 keer (11%) om dringende redenen een doorverwijzing gedaan.
Vrouwen die werden doorverwezen waren in de meeste gevallen zwanger van hun eerste kindje, namelijk 89 vrouwen (73%), tegenover 33 vrouwen (27%) die al eerder waren bevallen.
Na doorverwijzing bleken 68 vrouwen (55,7%) alsnog spontaan te zijn bevallen. 18 vrouwen (0,8%) bevielen na een instrumentele bevalling en evenveel na een sectio (0,8%). In de andere 18 dossiers was op dit item sprake van een onvolledige registratie.
Keizersnedes
Op het totaal van 804 geregistreerde bevallingen is er sprake van 2% bevallingen na een kunstverlossing en 2% na een sectio. Dat zijn lage cijfers in vergelijking met SPE. Een van de verklaringen hiervoor is dat zelfstandige vroedvrouwen vrouwen begeleiden die een strenge risicoselectie ondergaan; we werken dus met een laag-risico populatie. Of dit echter een volledig sluitende verklaring is, is de vraag. De verschillen zijn namelijk erg groot. Zo registreerde SPE voor 2018 21% keizersnedes. Dat is het hoogst aantal sectio’s sinds het begin van de registratie van het SPE in 2007. Bovendien schommelt het sectiopercentage erg per kraamkliniek: tussen de 15 en 29%.
Het aantal kunstverlossingen ligt in de SPE-registratie op 9,4%.
Vooruitkijken naar 2021
We zijn blij dat we vanaf nu hulp krijgen bij onze registratie van Lieselotte Vandeputte, een vroedvrouw met master in management en beleid in de gezondheidszorg en algemene economie. Zij is hiervoor één dag in de week aangeworven door de VBOV (de beroepsorganisatie van vroedvrouwen).
Lieselotte zal zorgen voor de verwerking van de gegevens van 2020 en een vlotte opstart van de registraties in 2021, met opnieuw een aangepast en verder verbeterd registratiesysteem. Ook staat zij in voor een vertaling voor de franstalige collega’s zodat we vanaf 2021 in twee talen kunnen registreren. We streven namelijk naar een overzicht van cijfers over vroedvrouwenzorg op Belgisch niveau.
We dromen ervan om dit jaar duizend bevallingen te kunnen tellen die autonoom werden uitgevoerd door een vroedvrouw! We vermoeden zelfs dat de corona-perikelen ons hierbij een handje gaan helpen… Maar het allerbelangrijkste: meer cijfers bieden een duidelijker beeld van ons werk en de kwaliteit ervan. Zowel aan collega’s als aan (toekomstige) ouders.
Daarnaast willen we trachten in gesprek te gaan met het SPE zodat er uiteindelijk wellicht overgegaan zou kunnen worden naar één gezamenlijke registratie. Mits natuurlijk de nodige aanpassingen aan het SPE-systeem worden gedaan.
Wie ideeën heeft of nog niet aan het registreren is maar dat wel graag wil, kan een mail sturen naar vandeputtelieselotte@gmail.com. Samen maken we ons werk inzichtelijk!
Auteurs
Elke Van Den Bergh
In 1993 studeerde ik af als vroedvrouw en na heel wat rondzwerven in verschillende ziekenhuizen richtte ik in 2008 samen met een collega de vroedvrouwenpraktijk ‘Zwanger in Brussel’ op. Na 12 jaar van ups en downs als zelfstandige ben ik nog elke dag blij dat onze praktijk er is en dat we met een enthousiast team van vroedvrouwen, nieuwe Brusselaars kunnen verwelkomen! Sinds jaren ben ik ook gepassioneerd door moedermelk en in 2015 studeerde ik af als lactatiekunde IBCLC.
Alexandra Denys
In 1997 ben ik afgestudeerd als vroedvrouw te Leuven waarna ik vrij snel aan het werk ben gegaan in een Londens ziekenhuis (1997-1998). Daar kreeg ik de smaak te pakken van vroedvrouwgeleide zorg. Sinds 1999 werk ik als zelfstandige vroedvrouw bij Bolle Buik, Leuven. Ik ben gefascineerd door het universele en tijdloze van het ‘vroedvrouw’ zijn in een steeds veranderend geboortelandschap.