oorspronkelijk artikel vertaald en bewerkt door Lieve Huybrechts
Abnormale bloedsuikerwaarden (BSW) – in geval van ongecontroleerde zwangerschapsdiabetes (ZD) – kunnen er echter ook voor zorgen dat een baby groot wordt. De baby’s die groot zijn door hoge bloedsuikerwaarden hebben een andere vorm dan ‘normaal’ grote baby’s. Vooral hun schouders en borst zijn groter en dikker, en ze lopen daardoor meer kans op moeilijkheden bij de geboorte. Helaas maken de meeste wetenschappelijke studies naar grote baby’s geen onderscheid tussen de twee, en worden daarin meestal de uitkomsten voor ZD-baby’s met niet-ZD-baby’s op één hoop gegooid.
Het schatten van de grootte van een baby
De enige manier om doeltreffend het gewicht van een kind te bepalen is door hem te wegen na de geboorte. Het klinisch schatten van het gewicht door o.a. de baby in de buik te voelen met je handen en door de baarmoeder te meten is meer dan 50 procent van de tijd niet correct (Chauhan et al. 2005). Zelfs de best beschikbare methode – door de buik van een baby te meten met een echoapparaat – heeft een ruime foutmarge van 15 procent (Rossi et al. 2013). Hierdoor krijgen veel vrouwen ten onrechte te horen dat hun baby ‘groot’ is. Uit een Amerikaans onderzoek bleek dat één op de drie vrouwen op basis van echografie te horen kreeg dat hun baby ‘te groot’ was (Cheng et al. 2015). In deze studie was het gemiddelde geboortegewicht van de baby’s waarvan vermoed werd dat ze groot waren uiteindelijk 3550 gram – dus helemaal niet groot.
Moeilijkheden bij de geboorte?
De geboorte van een grote baby wordt geassocieerd met een grotere kans op bepaalde complicaties- merk op dat hier de term ‘geassocieerd’ wordt gebruik, niet ‘veroorzaakt’. De belangrijkste complicatie bij grote baby’s is een moeilijke geboorte van de schouders, ook wel schouderdystocie genoemd. Dit komt meer voor naarmate een baby groter is. Het komt voor bij ongeveer 1 procent van de baby’s die minder dan 3.9kg wegen, vergeleken met 5 tot 9 procent van de baby’s die tussen de 3.9kg en 4.5kg wegen (Politi et al. 2010).
Andere, minder voorkomende complicaties bij grote baby’s zijn ernstige scheuren in het perineum (0.6 procent) en bloedingen na de geboorte (1.7 procent) (Weismann-Brenner et al. 2012). De Britse gedoctoreerde vroedvrouw en onderzoeker Rachel Reed heeft eerder geschreven over hoe je de kans op deze complicaties kunt verkleinen:
- Hoe verklein je de kans op schouderdystocie bij de geboorte van grote baby’s: shoulder dystocia: the real story and gestational diabetes: beyond the label
- Hoe verklein je de kans op perineum scheuren: perineal protectors
Hoe verklein je de kans op een bloeding na de geboorte: https://www.birthmatters.be/wetenschap/en-na-de-baby-komt-de-placenta/
De angst van de zorgverlener
Uit onderzoek komt echter naar voor dat complicaties die gepaard gaan met grote baby’s te wijten kunnen zijn aan interventies die worden uitgevoerd wanneer wordt vermoed dat een baby groot is. Zo oordelen zorgverleners sneller dat een bevalling niet snel genoeg gaat en willen ze een keizersnede doen als ze vermoeden dat de baby groot is (Blackwell et al. 2009).
Vrouwen die te horen krijgen dat ze een ‘grote baby’ hebben en geïnformeerd worden over de mogelijke problemen die dit kan opleveren, kiezen aanzienlijk vaker voor een geplande keizersnede (Peleg et al. 2015). Eén studie vergeleek de uitkomsten van een groep vrouwen met vermoedelijke grote baby’s met een groep vrouwen die onverwachts bevallen waren van een grote baby (Sedah-Mestechkin et al. 2008).
Vrouwen die te horen kregen dat ze een grote baby zouden krijgen, hadden drie keer meer kans op een inleiding of keizersnede, en vier keer meer kans op complicaties zoals ernstige perineale scheuren en postpartumbloedingen. In deze studie waren er geen verschillen in de incidentie (het aandeel) van schouderdystocie tussen de twee groepen.
Louter het vermoeden van een grote baby leidt er dus toe dat vrouwen meer kans hebben op ingrepen en op complicaties veroorzaakt door die ingrepen bij de bevalling, ongeacht of hun baby daadwerkelijk ‘groot’ is. De perceptie van de zorgverlener over de grootte van een baby beïnvloedt de uitkomsten meer dan de werkelijke grootte van de baby.
Inleiden (inductie) van de bevalling?
Uit een Cochrane Review waarin het inleiden van de bevalling van een vermoedelijke grote baby vóór 40 weken werd vergeleken met wachten op een spontane bevalling, bleek dat inleiden de incidentie van schouderdystocie verminderde van 6,8 naar 4,1 procent. Deze review vond echter ook een verhoogd percentage perineale scheuren in de inductiegroep van 2,6 procent (vergeleken met 0,7 procent in de spontane bevallingsgroep). Ook was er een toename van de behandeling van geelzucht bij de baby (11 procent tegenover 7 procent).
De review merkt ook op dat “prenatale schattingen van het foetale gewicht vaak onnauwkeurig zijn, zodat veel vrouwen zich onnodig zorgen kunnen maken en veel inducties misschien niet nodig zijn“. Ook aan het opwekken van de arbeid zijn risico’s verbonden (zie dit artikel en dit artikel), en die zouden moeten worden afgewogen tegen de mogelijke risico’s van het baren van een grote baby.
Om deze reden stellen de zorgrichtlijnen van NICE en de World Health Organisation stellen beide dat het inleiden van de bevalling niet mag worden uitgevoerd alleen vanwege de verdenking van een grote baby.
Samenvatting
De schatting van de grootte van een baby via echografie is onnauwkeurig. De moeilijkheden die gepaard gaan met grote baby’s zijn dikwijls een spiegel van de angst, de opvattingen en het handelen van de zorgverlener. Internationale richtlijnen bevelen geen inductie aan voor een vermoedelijke grote baby. Vrouwen moeten hierover geïnformeerd worden voordat ze akkoord gaan met een echografie om de grootte van hun baby te schatten. Zodra een baby het ‘grote baby’-label krijgt, is die stempel onuitwisbaar en kan het de geboorte-ervaring en -uitkomst beïnvloeden.